Ik kan mij het moment nog precies herinneren. Samen met mijn moeder bij mijn middelbare school mentor op de kamer. We waren uitgenodigd omdat ik vanaf 4 VWO van het halen van hoge cijfers, ineens naar het halen van onvoldoendes ging en dan alleen voor de exacte vakken zoals wiskunde, scheikunde en natuurkunde.
Het gesprek begon al dwingend; ik moest maar overstappen naar een ander profiel want dit ging zo niet lukken. Ja, hij wist dat ik Geneeskunde wilde gaan studeren maar dat idee moest mijn moeder maar uit mijn hoofd praten. Daarvoor moet je goed zijn in exacte vakken en dat was ik duidelijk niet. Daarnaast, en ja dit heeft hij echt gezegd, moesten we ons er natuurlijk ook van bewust zijn dat ik een kind ben van een alleenstaande moeder. Die komen meestal niet zo ver.
Onder de tafel pakte mijn moeder mijn hand en kneep erin. Ik wilde boos reageren, maar wist niets uit te brengen. Ik keek naar links en zag mijn moeder glimlachen: ‘Dat zullen we nog weleens zien’.
Uiteindelijk is het mij wel gelukt om mijn VWO
diploma te halen en Geneeskunde te gaan studeren, maar de twijfel in mijzelf is
hierdoor altijd blijven hangen. Ik verzon altijd excuses als ik iets had
bereikt. De eerste gedachte die ik bijvoorbeeld had toen ik hoorde dat ik Geneeskunde
mocht gaan studeren was: maar ik heb niet hoeven loten want ben aangenomen via
de decentrale selectie. Dat ik één van de hoogste in de rangorde was geworden
tijdens die selectie wuifde ik weg als geluk.
Tijdens gesprekken met een psycholoog bleek dat ik eigenlijk nog steeds voor
iedere overwinning die ik behaal, een excuus verzin. Dat ik het ontzettend
moeilijk vind om over mezelf te zeggen dat ik ergens goed in ben. Is dit
allemaal terug te leiden naar de opmerking van mijn mentor? Vast niet. Maar in
combinatie met mijn perfectionistische karakter bleek dit wel de grondslag voor
het hebben van weinig zelfvertrouwen. Ik was continu bang dat iemand erachter
zou komen dat ik helemaal niet zo slim was als dat ik leek.
Na het eerste gesprek met mijn psycholoog zei ze dat ik het fenomeen ‘Imposter Syndroom’ (in het Nederlands: bedriegerssyndroom) maar eens moest googelen. Mensen met het Imposter Syndroom zijn bang om door de mand te vallen. Bang dat iemand doorheeft dat ze helemaal niet zo intelligent zijn als ze lijken, maar dat ze zijn gekomen waar ze nu zijn doordat ze veel geluk hebben gehad of omdat ze gewoon aardige personen zijn. De grondslag: gebrek aan zelfvertrouwen. Hoe hoger opgeleid, hoe groter de kans op deze gevoelens blijkt uit onderzoek. Het zorgt er vaak voor dat deze mensen niet snel tevreden zijn, zich overdreven goed voorbereiden en hun prestaties niet op waarde schatten (‘wat ik doe, kan iedereen’).
Ik weet inmiddels dat ik niet ben gekomen waar ik nu ben door simpelweg geluk te hebben. Ik heb er hard voor gewerkt en doe dat nog steeds. Wel betrap ik mezelf er vaak op dat ik nog steeds niet snel tevreden ben en ik het lastig vind om dingen minder perfect/uitgebreid te doen. Is dat altijd slecht? Nee. Het zorgt namelijk voor een drive om het allerbeste uit jezelf te halen. Heb je dit altijd, in iedere situatie nodig? Nee, soms mag je ook wat lakser zijn. Want zeg nou zelf, perfect in balans is ook weer zo saai.